
Als trouwambtenaar heb ik niet alle antwoorden in pacht. Dus misschien dat jij deze kunt beantwoorden: is liefde ook elkaars bed opwarmen?
Want:
‘Warm mijn bed maar vast op’, zegt ze, als ik naar huis ga.
Ik speel de bas, zo’n grote toeter zeg maar. Daar ben ik 2,5 jaar geleden mee begonnen. Elke week op les. Elke dag oefenen. Nou ja, bijna elke dag … Ik vind het geweldig!
Sinds een jaar speel ik mee in het harmonieorkest van ons dorp, dat zo’n zestig leden telt, als ik het vlug schat.
We hebben elke woensdag repetitie. Dat betekent – ja, echt heel vervelend, fijn dat je medelijden met me hebt – dat we elke week na afloop nog even aan de bar hangen. We repeteren namelijk in een zaal achter het café. Dus als je naar huis gaat, moet je door het café. Dan moet je heel sterk in je schoenen staan, wil je dan meteen naar huis gaan!
Ik doe dat dus niet.
Mijn vrouw, die al wat langer in het orkest speelt, ook niet.
Vorige woensdag ga ik iets over elven naar huis. ‘Ik blijf nog even’, zegt zij. Prima, denk ik. Laat ik maar weer de verstandige van ons twee zijn.
En dan komt het:
‘Warm mijn bed maar vast op’, zegt ze.
Gelach alom natuurlijk. Maar ik laat me niet kennen: thuis kruip ik aan haar kant in bed.
Nou weet ik niet hoe het bij jou zit, maar bij mij duurt het in de wintermaanden wel een tijdje voor mijn bed is opgewarmd. Daar heb ik intussen mijn tactieken voor, die ik in mijn column in de Erpse Krant al uitvoerig heb beschreven. Beter om daar hier niet dieper op in te gaan.
In diezelfde krant had ik namelijk ook een man geïnterviewd die twintig jaar verslaafd was aan drank en drugs en die, intussen vier jaar clean, een boekje open deed over zijn verslaving. Open en eerlijk.
‘Ik weet niet wie nu het verst over zijn schaamtegrens heen is gestapt’, zei iemand me: ‘Die verslaafde of jij met je bedgeheim …’
Terug naar het bed op woensdagavond: het duurt even voor haar kant van het bed warm is.
Daarna kan ik de slaap niet pakken. Want: verkeerde kant van het bed. Echt, ik val overal in slaap, in de meest onmogelijke posities, als bijrijder, als tv-kijker, als boeklezer, maar niet aan de verkeerde kant van het bed.
Een uur later komt mijn vrouw thuis, vindt mij aan haar zijde van het bed, duwt mij met haar ijskoude handen naar mijn ijskoude kant van het bed, waar ik mijn opwarm-act nog een keer op kan voeren.
Het is diep in de nacht als ik eindelijk eens in slaap val.
Maar goed, dacht ik, dat is liefde, dat is intens houden van: als je elkaars kant van het bed opwarmt!
In de hoop – dat vooral ook – dat deze daad wordt gewaardeerd.
‘Lekker geslapen’, vraag ik de volgende ochtend, lichtelijk brak door het korte nachtje.
‘Ja’, zegt ze. ‘Heerlijk.’
Toch had ze één puntje: het bed was eigenlijk net iets te warm toen ze instapte …