
Het is vaak de vraag waarmee elk gesprek met een bruidspaar wordt afgesloten: hoe ga jij nu verder?
We hebben er dan een avondje buurten op zitten. En geloof me: dat is altijd gezellig. Ik heb geen standaard vragenlijstje, ik doe niet aan trucjes, vraag jullie niet op welk fruit jullie elkaar vinden lijken (geloof me: dat gebeurt), maar ga gewoon het gesprek met jullie aan. Niet omdat ik perse alles moet weten, maar omdat ik het leuk vind om jullie te leren kennen, echt te leren kennen.
Ik vraag.
Jullie vertellen.
Gewoon zoals je ook met een fijne buurman zou buurten.
En terwijl het bruidspaar praat, schrijf ik mee, luister ik naar wat jullie tussen de regels door vertellen en sla ik alles op. Echt: als je je oor tegen mijn hoofd aan zou leggen, bij wijze van, niet echt doen!, zou je het continu horen ratelen, als de harde schijf van je computer.
En dan op het eind van het gesprek dus die vraag: hoe ga jij nu te werk?
Toen ik aan dit blog begon, dacht ik: misschien fijn om daar eens antwoord op te geven, maar al schrijvende, realiseer ik me dat daar helemaal geen antwoord op te geven is.
Al op de terugweg naar huis begint het te broeien.
Iets typisch aan jullie, iets wat jullie gezegd of gedaan hebben, iets dat telkens terugkomt, onderhuids, zonder dat jullie het zelf in de gaten hebben, dat probeer ik beet te pakken en schrijf ik vaak al op, nog in de auto in parkeerstand soms zelfs al.
Thuis moet ik eerst altijd afkicken.
Het ratelen moet eerst stoppen.
De speech schrijf ik vervolgens zo snel mogelijk, meestal binnen de week. Dan zit alles nog vers in het geheugen. Dan zie en hoor ik jullie nog, weet ik nog waar ik zat, wat ik voelde vooral.
Dat schrijven van de speech is als het maken van een soep: je kiepert alle ingrediënten in de pan, laat het koken, mixt het, proeft, bedenkt of er genoeg snufjes Jeroen in zitten en voilà, klaar, hij kan worden opgediend.
Mooi Jeroen, elke week zo’n blog. Maar wat wil je nu zeggen?!?!
Ja, ik snap je punt. Het gaat weer nergens heen …
Hoe doe je dat, het schrijven zelf, dat wil je weten, toch?
Voor mij is het belangrijk waar ik schrijf.
Ik heb een kantoor in de tuin staan, een ruimte van 20 vierkante meter, met veel glas rondom, veel groen binnen, een spreektafel en een bureau met daarop een computer. Ik móet daar zitten. Ergens anders lukt het me niet om creatief te schrijven. Dan sla ik dicht.
Ik moet goed in mijn hum zitten om te kunnen schrijven.
Dat is hetzelfde als met het schrijven van mijn columns (ik heb een vaste wekelijkse column in de krant).
Als ik chagrijnig ben, dan komt er niks. De tekst moet top zijn. Dus moet ik me ook zo voelen.
Mijn toetsenbord is misschien al wel vijftien jaar oud. Het is zo’n gebogen bordje. Ergonomisch, schijnt. Sommige letters kun je al niet meer lezen. En soms hapert een letter. Ik heb dat proberen te fixen, maar met twee linkse handen lukt me dat niet. Maar gelukkig werkt die andere methode dan wel, tot nu toe: een keer op de grond laten vallen …
Schrijven = voelen.
Dat is denk ik wat ik wil zeggen. Het is geen opsommen. Ik heb jullie ‘gevoeld’ tijdens zo’n gesprek. Dat gevoel breng ik nu over op papier. Het is jullie verhaal, maar met jullie hebbelijkheden en onhebbelijkheden erin verwerkt, met mijn ervaring bij jullie.
Leuk misschien om te weten: ik praat mee als ik schrijf. Of nee, misschien is het wel andersom: ik schrijf mee met wat ik vertel. Serieus: al wat je leest, is al een keer hardop uitgesproken. Dat gaat synchroon.
Elke speech is origineel, van voor tot achter. Elk woord is nieuw. Geen control c. Elke letter in een woordje is een aanslag geweest. Twaalf, dertien, veertien, soms wel vijftien kantjes. Lettertype 12, Calibri Light.
Schrijven is werken. Voor mij.
Ik hak dat schrijven in blokken. Ben continu afgeleid. Zie een merel in de tuin een pier uit het gras trekken, ik verleg een pen, check mijn telefoon, nog eens en nog eens, strik mijn veters, zet koffie, zet thee, haal water, eet fruit, checkt nu.nl en nog eens en nog eens, trek mijn schoenen uit … en tussendoor schrijf ik.
Die afleiding is voor mij als schrijver wat de ademhaling bij een borstcrawl is. Kop onder water, lange slagen, even lucht happen en weer door!
Schrijven is mijn werk.
Al meer dan twintig jaar.
Het is wat ik doe. Wat lastig is, omdat het goed en anders moet zijn, elke tekst opnieuw. Maar dat maakt het wel ook leuk. Het is het aanspreken van mijn creatiefste ik.
Maar dat is het mooie en uitdagende aan het vak van zelfstandig trouwambtenaar: je bent onderzoeksjournalist, creatief schrijver en presentator ineen! En in alle drie moet je uitblinken!