
‘Ja maar, praten is jouw vak …’
Even sta ik perplex!
(Mooi woord, altijd al een keer willen gebruiken in een blog -)
Praten mijn vak?! Zo heb ik dat zelf nooit eerder gezien. Ik ben niet perse iemand van de voorgrond. Was vroeger al niet. Ik stak nooit mijn vinger op in de klas. De enige keer dat ik dat wel deed, was als meneer pastoor vroeg wie er die zondag in de kerk voor wilde lezen. Want lezen vond ik leuk.
Dus vinger omhoog. Ik!
Ik was zelfs wat verlegen, als kleine jongen. Bij een spreekbeurt stond ik te wiebelen op mijn benen, waarbij ik met mijn rechterhand mijn linkerarm vast had, achter de rug langs.
Ik hoefde geen podium.
Nog steeds niet eigenlijk.
En toch …
Die laatste hengst deed het kastje geen goed
Ik neem je even mee naar gisteren. Of eigenlijk: naar een week of vijf geleden. Ineens begeeft het kastje in de hoek van de keuken het. Dat is zo’n kastje met een carrousel erin. Gruwelijk onding, maar dat doet er hier verder niet toe.
De deurtjes hingen al een tijdje scheef in de ankers, maar met een stevige hengst er tegenaan was dat altijd ook wel verholpen.
Maar die laatste hengst van mij heeft het kastje geen goed gedaan: de carrousel schoot op slot en kwam er niet vanaf.
Ik heb er eerst zelf nog naar gekeken. Maar dat is hetzelfde als dat je een metselaar een openhartoperatie laat doen. De kans op succes is ehm … niet zo heel groot.
‘Regel maar iets’, zei Susanne.
‘Doe ik!’
Ik ben daar vervolgens dan wat laks in. Ach, denk ik dan telkens, eigenlijk ook wel handig, zo’n kastje zonder deuren. Het ziet er verder niet uit, maar het went. Ik stoor me daar verder dan niet zo aan.
Susanne dus wel.
En dus, om mijn huwelijk te redden, ben ik dinsdagavond langs gegaan bij degene die mijn vrouw mij vijf (!) weken geleden had getipt. Als ik binnen kom, staat hij aan de afwas. Zijn vrouw kijkt toe. Ze kan niet helpen, omdat ze haar pols gebroken heeft.
‘Kom maar’, zeg ik, ‘ik droog wel af.’
Hartstikke gezellig.
We hebben het over van alles behalve de keuken. Ook over dat ik mensen trouw, onder wie onlangs een collega van zijn vrouw. En dan zegt hij dus dit:
‘Jij kunt dat wel’, zegt hij, ‘want praten is jouw vak …’
Praten is mijn vak
Ik heb dat nooit zo gezien. Ik interview en schrijf. Daar ligt mijn uitdaging als babs: om jullie verhaal boven water te krijgen, om jullie te leren kennen, in één avond, beter nog bijna dan jullie beste vrienden, inclusief al jullie hebbelijkheden en onhebbelijkheden, om te schrijven, te combineren, mijn sausje over jullie verhaal te gieten, tot een smakelijk geheel.
Dat was mijn vak. Dacht ik altijd.
Het presenteren ging altijd vanzelf. Dat je de juiste stem gebruikt, de mensen aankijkt, hen betrekt bij jouw verhaal, dat jullie gasten opgaan en meegaan in jullie verhaal, opgaan in jullie, dat je op precies het goede moment een stilte laat vallen, zodat een grap ook echt goed aankomt, dat je kunt improviseren, kunt verrassen, de mensen kunt laten lachen, maar ook kunt ontroeren …
Dat gaat soort van vanzelf.
Ik doe geen trucje achter mijn desk, ik doe geen stemmetjes, ben geen typetje, ik ben gewoon Jeroen, gewoon mezelf, ook als babs.
Maar inderdaad, na mijn gesprekje met de man met wie ik samen de afwas deed, moet ik onderhand toch maar eens aan mezelf toegeven: ook praten is een vak. Ik ben niet alleen de schrijver, ik ben ook de gastheer, presentator of, in dit geval, de ceremoniespreker of trouwambtenaar. En ja: dat is een vak!
Een geweldig vak!
Net zoals het maken van een keukenkastje dat is.
Als de afwas klaar is, loopt hij met me naar huis, hij bestudeert het kastje, duwt wat, trekt wat en concludeert dat hij er niks aan kan doen.
Dus … kent iemand een keukenkastjesmaker?