
Ik heb één keer eerder op een beurs gestaan. Lang geleden. Dat was toen zo gezellig dat ik helemaal vergat waarom ik ook al weer daar was: om te verkopen. Daar heeft mijn baas van geleerd. En ik ook. Ik zou nooit meer op een beurs moeten gaan staan, zei hij.
Maar het kan dus verkeren.
Twee weken geleden stond ik als trouwambtenaar op een trouwbeurs, op de Trouwbeleving in de Koekbouw in Veghel. Misschien moest ik dat dan toch maar weer eens proberen. Je weet ooit nooit, had ik mezelf wijs gemaakt toen ik me inschreef.
Maar toen de beurs naderde, dacht ik: waar ben ik toch aan begonnen?!
‘Je moet zorgen dat je kaartjes hebt’, zeiden vrienden uit het verkoopvak tegen me als ik hen vertelde dat ik op een trouwbeurs ging staan.
‘Welnee joh’, antwoordde ik. ‘Visitekaartjes? Die heb je helemaal niet nodig. Dat is iets van vroeger.’
Om elf uur ging de beurs open. Het eerste kwartier wist ik me geen houding te geven. Moest ik mensen die voorbij komen lopen nu groeten? Ze aanklampen? En waar moest ik mijn handen laten? Gekruist voor de borst nodigde niet echt uit om me aan te spreken. Maar de handen in mijn zakken was wel heel nonchalant.
Na dat kwartier kwam het eerste stel. Dat bleef gelijk een uur plakken. Keigezellig.
Rest van de dag alleen maar aanspraak gehad. Echt superveel stellen gesproken die volgend jaar of het jaar erop gaan trouwen. En inmiddels zijn de eerste bruiloften al bevestigd.
Absoluut geen spijt van gehad dat ik op de trouwbeurs ben gaan staan. Ik heb even overwogen om mijn baas van vroeger te bellen: ‘Zie je wel, het lag niet aan mij dat ik toen niks heb verkocht, het lag aan dat product van jou!’
Heb ik maar niet gedaan.
Maar als ik je één tip mag geven voor als jij ooit op een beurs gaat staan: luister naar je vrienden. Want serieus: ieder gesprek met elk bruidspaar was anders. Maar écht ieder stel heeft me uiteindelijk dezelfde vraag gesteld: “Heb jij misschien een kaartje voor ons …?”